Onlangs vond ik op een oud, verfrommeld A4-tje het volgende verhaal terug. Geschreven toen ik in een kroeg zat in St. Truiden. Op de achterkant stonden telefoonnummers van mensen die ik niet of nauwelijks meer ken. Het verhaaltje heeft de laatste tien jaar overleefd. De contacten niet. Maar dat terzijde. Ik wil het graag met je delen. Hieronder staat het verhaal.
Avonturen van geen zwerver
Als de kroegen langzaam sluiten, de koude op hem wacht. Ik bestel nog een glas bier. Er zitten er bij die graag vechten gaan. Niet met hem, hoop ik nog. Maar gevochten zal er. Er zijn twee vrouwen binnen.Tien mannen. Twaalf zatten. Hij hoopt dat de regen niet komt, vannacht, of dadelijk weer weg gaat. Er staan glazen tussen die ik nog niet heb en ik rook een sigaar. Hij houdt niet van sigaren. Net zo min als van vandaag. De muziek staat af. Alles hangt en morgen gaat hij weer verder. Hij heeft het zuur en mijn leven begint weer over precies drie dagen. Een nieuwe vreemde start. Hij gaat haar verlaten, en ik weet niet waar naartoe.
Hij heeft een doos kleurpotloden, maar hij kan de kleur van die mooie negerin niet vinden. De klokken staan op tijd. Dat vind ik fijn. Nog drie glazen, dan heeft hij genoeg gedronken. Hij valt op billen en benen. Kriek van het vat. Is dat niets? En buiten draait de wereld verder. Er zijn stemmen in de nacht. Een vrouw. Alcohol.Ik bestel me een Duvel en maak me verder alleen door niet te praten en te lezen in mijn boek. Hij wil naar bed, maar niet alleen. Ergens liggen, tegen iemand aan en misschien wel neuken. Ik vervreem, maar blijf gewoon door roken. Morgen, morgen zal het anders zijn. Morgen. Neef, hoer en zoon. Dat heb ik toch maar mooi bereikt in het leven. Hij is niet de enige alleen. Pak ik er nog een? Ik houd van rode schoenen en de winter is begonnen. Het internet maakt van eenzame mensen kluizenaars. Hij is dronken. Er is alleen vandaag.
Zijn opa is al jaren dood, toch denkt hij haast nooit meer aan hem. Ik heb zijn pet. Je zegt zo snel iets verkeerd. Hij zegt liever niets, maar praat graag. Dat weet ik. De warmte die je zoekt in de nacht, vind je niet buiten. Daar liggen de wonderen niet meer voor het oprapen. Hij is jaloers op de lente, met haar ontlokkende verliefdheden. Ik doe er nog een schepje bij. Kon hij zich maar in Turkije verstaanbaar maken. En zo zit ik weer in de kroeg. Altijd duurt wel erg lang, vindt hij zelf en gaat toch maar naar de wc. Op de muur schrijft hij zijn achternaam en eerste initiaal. Ik lees het. Ik ga niet graag op pad zonder mijn pen en aansteker. Het is zo, dat ik wel eens fout parkeer en mijn ogen sluit. Ook al is het twee uur in de morgen. Mijn glas blijft vol. In het hoekje waar hij slaapt, tocht het soms wat minder.
© Fred Händl - 2001 - 2011